Gisteravond was ik, toen mijn vrouw en ik de kinderen naar bed brachten, in slaap gevallen. Ik werd pas om 20.30 uur wakker. Te laat om nog te gaan lopen. Bovendien had ik inmiddels ook geen zin meer. Vanmorgen heb ik “de schade hersteld”. De kinderen naar school gebracht, naar huis, omkleden en gáááán! En eindelijk weer echt lekker gelopen. Ik liep een d1 met 4x 1km d2 en 1x 2 km d2. Zo'n 14 km in totaal (trainingpeaks).
Juist
die tempowisselingen deden me goed: de “loomheid” er wat uit
gelopen. Geen last van achillespezen, enkels of weet ik veel welke
vervelende plekjes dan ook. En zo krijg ik langzaam maar zeker het
goede gevoel weer terug en heb ik serieus het idee dat ik de
Lycurgusrun van 1 april ga halen. Morgen dus ook maar weer op de baan
trainen. Mááár … met “beheersen” in mijn achterhoofd. Ik mag
de intervallen van mijn trainer niet te snel lopen. Een 1000m
bijvoorbeeld niet sneller dan 3'50”. Voor mij is snelheid opbouwen
helaas minder belangrijk dan de belastbaarheid opbouwen. En daar ligt
mijn focus de laatste maanden op: het vergroten van de belastbaarheid
en daarmee het verkleinen van het risico op blessures.
Ik
had geregeld te maken met kleine blessures. Dat kwam onder anderen
doordat ik in 2011, en in de eerste 8 maanden van 2012, vrij
onregelmatig liep: ik liep (zonder lijn) op de dagen dat ik zin had.
Soms 2x per week, soms 3x per week, soms 1x, … Mij werd geadviseerd
om een structuur in te bouwen: vaste loop- en rustdagen en niet meer
dan één rustdag tussen 2 trainingen in. Het liefst 4x lopen per
week.
Één
van de ideeën erachter is: met 2 à 3x per week lopen,
loop je – hoe gek het ook klinkt - risico op blessures. Het
herstellen tussen 2 trainingen in duurt dan simpelweg te lang. De
volgende training is dan pas wanneer het lichaam als het ware over de
top van het herstel heen is. Één rustdag tussen 2 trainingen in
zorgt voor een betere balans tussen arbeid en rust, met als doel dat
de belastbaarheid stijgt en dat daardoor de blessuregevoeligheid
daalt.
De
strategie was dus simpel: van 2 à 3x per week naar 4x per week
lopen. En zo besloot ik om structureel op dinsdag (duur), donderdag
(baan), zaterdag (tempo) en zondag (duur) te lopen. Rustdagen op
maandag, woensdag en vrijdag dus. Die strategie en die structuur
werkte tot 2 weken terug heel goed.
Voor mijn gevoel was ik continu aan het balanceren tussen aan
de ene kant de belastbaarheid omhoog tillen en aan de andere kant
voorzichtigheid en geduld bewaren wat snelheid betreft. Best lastig,
omdat ik graag snel loop (voor mijn doen dan, hè). Maar blessures
bleven uit, ik ging steeds soepeler lopen en uiteindelijk zelfs ook
sneller.
Een
paar weken geleden raakte echter toch de klad er in. Ik kreeg te
maken met een lichte enkelblessure. Een vreemd plekje om geblesseerd
aan te raken: een pees aan de zijkant van m'n rechtervoet, onder de
grote knokkel. Onverklaarbaar, maar het betekende in ieder geval
rustig(er) aan doen, om een peesontsteking te voorkomen. Maar toch …
wél blijven lopen, natuurlijk. Onbewust
probeerde ik die enkel te ontzien, met als resultaat … een zere
achillespees. Shit, sneeuwbaleffect. Maar, hoe gek het ook klinkt,
een griep(je) bood uitkomst. Johan Cruijff zou zeggen: “Elk nadeel
hep s'n voordeel!” Nu moest
ik wel rust nemen en een aantal dagen niet lopen.
Tja,
balanceren en geduld dus... tel daar rust en flow bij op en het
klinkt wel heel “zen”, daar schreef Erik Langeveld eens een
interessant stukje over, op zijn blog: zen-and-art-of-running.
Gelukkig
kon ik het sinds die griep opbrengen om geduldig(er) te zijn en niet
meteen als een gek aan een inhaalslag beginnen, met als resultaat dat
ik vandaag weer “free as a bird” kon rennen! Een clubgenoot zei
eens tegen me: “in deze fase kun je een marathon niet winnen, maar
wel verliezen!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten