Pagina's

woensdag 20 maart 2013

Belastbaarheid opbouwen

'n Kwestie van balans & geduld

Gisteravond was ik, toen mijn vrouw en ik de kinderen naar bed brachten, in slaap gevallen. Ik werd pas om 20.30 uur wakker. Te laat om nog te gaan lopen. Bovendien had ik inmiddels ook geen zin meer. Vanmorgen heb ik “de schade hersteld”. De kinderen naar school gebracht, naar huis, omkleden en gáááán! En eindelijk weer echt lekker gelopen. Ik liep een d1 met 4x 1km d2 en 1x 2 km d2. Zo'n 14 km in totaal (trainingpeaks).

Juist die tempowisselingen deden me goed: de “loomheid” er wat uit gelopen. Geen last van achillespezen, enkels of weet ik veel welke vervelende plekjes dan ook. En zo krijg ik langzaam maar zeker het goede gevoel weer terug en heb ik serieus het idee dat ik de Lycurgusrun van 1 april ga halen. Morgen dus ook maar weer op de baan trainen. Mááár … met “beheersen” in mijn achterhoofd. Ik mag de intervallen van mijn trainer niet te snel lopen. Een 1000m bijvoorbeeld niet sneller dan 3'50”. Voor mij is snelheid opbouwen helaas minder belangrijk dan de belastbaarheid opbouwen. En daar ligt mijn focus de laatste maanden op: het vergroten van de belastbaarheid en daarmee het verkleinen van het risico op blessures.

Ik had geregeld te maken met kleine blessures. Dat kwam onder anderen doordat ik in 2011, en in de eerste 8 maanden van 2012, vrij onregelmatig liep: ik liep (zonder lijn) op de dagen dat ik zin had. Soms 2x per week, soms 3x per week, soms 1x, … Mij werd geadviseerd om een structuur in te bouwen: vaste loop- en rustdagen en niet meer dan één rustdag tussen 2 trainingen in. Het liefst 4x lopen per week.

Één van de ideeën erachter is: met 2 à 3x per week lopen, loop je – hoe gek het ook klinkt - risico op blessures. Het herstellen tussen 2 trainingen in duurt dan simpelweg te lang. De volgende training is dan pas wanneer het lichaam als het ware over de top van het herstel heen is. Één rustdag tussen 2 trainingen in zorgt voor een betere balans tussen arbeid en rust, met als doel dat de belastbaarheid stijgt en dat daardoor de blessuregevoeligheid daalt.

De strategie was dus simpel: van 2 à 3x per week naar 4x per week lopen. En zo besloot ik om structureel op dinsdag (duur), donderdag (baan), zaterdag (tempo) en zondag (duur) te lopen. Rustdagen op maandag, woensdag en vrijdag dus. Die strategie en die structuur werkte tot 2 weken terug heel goed. Voor mijn gevoel was ik continu aan het balanceren tussen aan de ene kant de belastbaarheid omhoog tillen en aan de andere kant voorzichtigheid en geduld bewaren wat snelheid betreft. Best lastig, omdat ik graag snel loop (voor mijn doen dan, hè). Maar blessures bleven uit, ik ging steeds soepeler lopen en uiteindelijk zelfs ook sneller.

Een paar weken geleden raakte echter toch de klad er in. Ik kreeg te maken met een lichte enkelblessure. Een vreemd plekje om geblesseerd aan te raken: een pees aan de zijkant van m'n rechtervoet, onder de grote knokkel. Onverklaarbaar, maar het betekende in ieder geval rustig(er) aan doen, om een peesontsteking te voorkomen. Maar toch … wél blijven lopen, natuurlijk. Onbewust probeerde ik die enkel te ontzien, met als resultaat … een zere achillespees. Shit, sneeuwbaleffect. Maar, hoe gek het ook klinkt, een griep(je) bood uitkomst. Johan Cruijff zou zeggen: “Elk nadeel hep s'n voordeel!” Nu moest ik wel rust nemen en een aantal dagen niet lopen.

Tja, balanceren en geduld dus... tel daar rust en flow bij op en het klinkt wel heel “zen”, daar schreef Erik Langeveld eens een interessant stukje over, op zijn blog:  zen-and-art-of-running.

Gelukkig kon ik het sinds die griep opbrengen om geduldig(er) te zijn en niet meteen als een gek aan een inhaalslag beginnen, met als resultaat dat ik vandaag weer “free as a bird” kon rennen! Een clubgenoot zei eens tegen me: “in deze fase kun je een marathon niet winnen, maar wel verliezen!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten